Levensstroom. Minks wekelijkse column 19-8-2015
Levensstroom. Minks wekelijkse column 19-8-2015
Noem mij maar “Levensstroom”, zo wil ik dat graag.
Kleine druppels smeltwater spatten op rotsen uiteen om later sporen trekkend elkaar weer te vinden.
Plotseling ontspring ik, geboren, klein en kwetsbaar als een baby.
Sijpelend tussen kiezels door, ontstaat een puber-stroompje van te verwaarloze omvang. Een veelheid van eigenzinnige, kabbelende bergbeekjes voegen zich samen, men geeft mij een naam: “Levensstroom”, want dat ben ik.
Wasvrouwen boenen kleding, baadsters bedruipen hun wellustig lichaam en kinderen spetteren schaterend van pret in mij rond.
Ik bevloei vruchtbare aarde om gewassen te laten groeien.
Stroom over of onder raderen van molens, die bomen tot planken zagen en tarwe tot meel malen.
Op de dag een levensader die, gestreeld door de zon, schittert als het zilver van een eens vergane vloot. In de nacht een ruisende stroom die gestaag door het laagland slingert om water naar de zee te dragen.
Mens en dier laven zich onbegrensd aan mijn ‘eau de vie’.
Vissen zijn in hun element, aantallen nemen toe en voorzien mens en dier van voedsel. Zalmen gaan tegen mij in, tot de oorsprong waar leven en dood met elkaar stuivers wisselen.
Dan word ik een volwassen levensstroom, steden klitten aan mijn oevers. Boten varen af en aan door mijn golven gedragen.
Men spaart mij in bekkens om straten te verlichten, huizen van gemakken te voorzien en fabrieken te laten draaien.
De winter zet in, mijn souplesse verdwijnt, schaatsen kletteren op mijn vries, krakend oppervlak. Goed gemutste mensen en kinderen met dikke jassen, handschoenen en dassen kunnen hun plezier niet op.
Het duister valt, een snijdende wind jaagt huilend de stuifsneeuw over mij heen, ongenaakbaar blijf ik hieronder.
De dooi verandert mij in een onstuimig beest, schuim koppend imponeer ik een ieder die op mijn waterweg komt. Als een woeste massa raas ik langs stapels zandzaken en stoere dijkbewakers. De lente meldt zich, u kent dat wel; bloemetjes, bijtjes, stoere jongens en argeloze meisjes. Geklepper van ooievaars overstemd mijn kalmerend gekabbel rond strekdammen.
Watervogels strijken neer in uiterwaarden om de wijd opengesperde snavels van hun jongen te vullen met voedsel uit mijn schoot, wederom doe ik mijn naam: “Levensstroom” eer aan.
Aan het eind van het vlakke land, stroom ik in een schier oeverloze zee als herhalend onderdeel om het leven te laten leven.
Tekstverantwoording: Mink Out.